stervende
en ik hoor nog de slijpende stem van het water
in de stenen murmelen
een echo op zoek naar zijn bron
tegenwoordig staat er steeds vaker
een dokter dan een priester aan je doodsbed
nu luister:
god is de ene
god is het vele
zo zie ik dat
neem mij niet kwalijk
ik ben graag een job en een jonas tezamen
bidden is voor de laffe profeten
een uitkomst
ik noem het roepen om namen
ik zeg ik ben een dichter ik maak
maak ik een woord uit mijn aders
ben bij mezelf aan het juiste adres
des ochtends en avonds
in de nacht komt de twijfel
het vluchten
—mijn ziel vegeteert in mijn vlees—
ik ontsnap aan mezelf in de slaap
maar in de slaap niet aan dromen ontkom
het plafond is het schrift van mijn vader
mijn hand soms een vlek op de muur
dan weer een lastige stervende vlinder
maar meestal een handschoen van goud
die ik stukbijt tussen mijn tanden
hoe dan het varken dat knort
om de hoek van mijn dromen
verklaren?
is het een kirrende engel?
zijn het millioenen daemonen?
het is het gesprek van de dag
het is het oneindig gemurmel
in de toch niet zo roerloos
als stilstand vermomd zijnde stenen