langs de oever

een reiger steekt versteend
zijn kop
uit een rietkraag op
staat net zo stil als
het water glinsterend
grijs in de spiegel wiegend
mee met de wind
met het riet
hij is zo schichtig als een vis
totdat hij beweging ziet
dan schiet
zijn snavel als een bliksemflits
de wolken in
en al wat roerloos was-vervliegt