perzik

door zon omfloerst zij heeft een glazen huid
omgeeft zich met goudstof en ik dwarrel
en dans in wolken van licht in haar ogen
van glans en gedicht op een nazomermiddag
een wijn koud en wit waarin in verdrink
als zij lacht en met haar hand over haar huid
met haar nagels tegen het glas tikt en ik
in kolken van stuifmeel vlieg in het rond
door honing omfloerst in het zonlicht
wij proeven de kelk van de roos in de lucht
ik slijp mijn tanden en bijt, zodat het sap
langs mijn kin druipt, in de zachtzoete vrucht