Afspraak

In het oranje natriumlicht van de lantaarn
verscheen bij vlagen zijn gezicht. De regen
wakkerde zijn glimlach aan, zijn haar werd
langzaam vloeibaar, het dreef op zijn huid
en glom met zijn gedachten mee.
Of andersom.

Zoals hij opkeek naar de tijd die voor hem
de stadsklok wees, hij wist ik wacht op haar
en kon zo uren blijven staan, de nacht viel
over hem heen als een pak sneeuw in het
voorjaar. Uiteindelijk

kwam zij niet, natuurlijk niet, en de mensen
vertellen aan elkaar dat de man is weggegaan
afgedropen voor de bui was opgeklaard, maar
ik geloof liever dat hij daar nog altijd ergens staat
in de regen onder die lantaarn, onzichtbaar, gelukkig
wachtend, op haar.