In kouder dagen werd de druppel lucht
Die in het ijs bevroren zit gevangen.
Zo werd een gletsjer met een tijd bevrucht
Van eeuwen eeuwen terug, zo werd een lange
Winterslaap—in stilte—aangevangen.
Het ijs, zijn heerschappij, en het gerucht
Van blauw gekraak, het wekte het verlangen
Te ontsnappen aan de vorst. Zijn vlucht
Ging ongemerkt voorbij, het ijs beweegt
Altijd, het leeft, en ademt als een beest,
En deze druppel lucht, zo oud en toch
Zo vers, onsterfelijk, het had er nog
Genoeg; een ademtocht was hij geweest,
Hij was uniek, maar nu in lucht geleegd.