het strijklicht over het gras heenslaat
in de schaduw wij ons reuzen wanen
‘weet je wat er gebeurt met mensen
die alleen maar liefhebben’
‘die worden nimmer liefgehad?’
‘neen, die worden uiteindelijk
gekruisigd’
daarin vioolmuziek en onwerkelijke namen
nemen de plaats in van het tanende publiek
men breekt takken af slaat daarmee
van het laatste licht de snaren aan
een lied nu er is
gemurmel
van het mondjesmaat afzwakkende daglicht
"dag dag, dag licht, dag dag en licht
dagdag dag, dahaag licht, dagdag dag en licht"
men neuriet mee en weent wat
de woorden worden niet meer verstaan
het is een gemompel in het donker
gefluister in het duister wij lachen erom
wij wonen in onze wanen en wanen
ons wonen tot de volgende morgen
gewaarborgd
maar niemand vraagt ons waartegen
of vertelt dat