op de dag van het sterfbed de celdeling
zo is de jeuk aan de hiel ondraaglijk gemaakt
zo is de moeder een hoer voor de honden

hij noemt ons gelukkig
geen namen te groot voor een mens
en hijgt gelukzalig
als hij dan zijn spieren ontspant

wie geeft zijn hand aan een slager?
wie zingt met de beul op het altaar?

ik vroeg eens om water een aalmoes
maar waar ik ook kwam de mensen zij waren van steen
dan sloeg ik mijn staf op hun hoofden kapot
maar groot is de twijfel en klein is de bron
en ogen als rotsen verbergen haar oorsprong