het land stijgt uit de zee der zeeën op
zo rijst een bergtop boven alle wolken uit
zo heffen zich twee vrouwenborsten op
als zij zich naakt haar longen vol met adem blaast
hier raakt geen naam hier rest een zwijgen
zo volmaakt zoals de zon vanonder roze
op de buik van losgelaten duiven straalt
een olijfkleurige huid een olijfvormige navel
glimmend als dolfijnen de golven doorklievend
haar spieren golvend galopperend haar huid
zij wappert als een vlag door een vaandrig gedragen
zij werpt zich in de wind en hij wakkert als een vlam
haar wentelen aan en de god in de hemel de duivel
in zijn hel zijn jaloers op zijn vingers die zij laat begaan