Ik kijk uit over het rif en de baai, vanaf de kust
zinkt de nacht over het klif. Ik zie masten
tegen de zon, zijn ondergang, zwart afgezet.
De zee vlamt. De schepen roken kort
geleden nog aan land, aan de haven gelegen.
Erop gebrand het water te verslaan. Zo
verdwijnt een leger speren. De zee slingert
ze een voor een over het brandpunt heen
en blust. Ik sta aan de kant; in het donker
galmt het kleppen van de laatste klepel
harder
op de klippen na.