de keizer

een lelieblank gelaat, waarin twee ogen
zijn gezet, als twee juwelen in ivoor,
daaronder de suggestie van een neus,
dat is voldoende, een haarfijn penseel
trok de strepen voor zijn mond, zijn oren
door een zwarte kroon verborgen,
naar de regels van een eeuwenoude rite,
door maagdelijke kapsters gekapt-

hij heeft het lichaam van een jongen,
zijn gewaad reikt tot de grond, alleen
zijn handen zijn zichtbaar, rustend
in zijn schoot, als hij, geknield,
rechtspreekt van zijn troon