niet het vuur
maar het woord dat wij van de goden stalen
heeft ons verdoemd tot hitte en pijn
tot een tong en een mond
getekend door brandblaren
omdat wij
ons niet meer aan de zon durven branden
dan toch nog op zijn minst
aan het hart van de geliefde
zullen wij onze vingertoppen zwartmaken
ik wuif naar het vuur met mijn handen
ik wuif met mijn hand naar het vuur
naar de vlammen die mij gretig begroeten
als een oude bekende
ik verzamel verkoolde lichaamsdelen
en stapel ze op in mijn kelder voor later
ik heb haar in de taal vastgeklonken
zij is als een schip aangemeerd
maar de golven zij lonken zij lonken
en de winter die ons allemaal wacht
bevriest en besneeuwt ons en lacht