hij weet zichzelf tussen twee oevers
twee horizonten gevangen, spartelend
de een houdt zijn adem in
de ander blaast hem uit
er zijn geen schapen op het droge
hier wonen reuzen zonder ogen
mannen met een baard
en op hun buik staan sleutelgaten
een slot voor voorvaderen

dan is er nog de nijlkrokodil
altijd maar gapend nimmer slapend