De lucht een warm weldadig wit
Waar goudgeel een diepte in zit
Daaronder waart hij rond zijn geest
Gaat even regelmatig als zijn tred
Onverstoorbaar kalm voor het vertrek
De voorbereiding voor het ritueel
Der overgang is onlangs in gang gezet
Hij was van scherven; nu is hij heel
En klaar om te sterven, gelijk
De klaarte wit om hem heen
Het is een dankbaar fenomeen
Het ontsluit zich voor zijn ogen
Nog eenmaal zo milddadig rond
Te lopen, nog eenmaal open
Slaan naar de wereld en de mond
Die hij zichzelve heeft verzonnen
Sluit als een wolveklem zo strak
Gespannen en dan dichtgesprongen
Zijn ziel die de verbinding brak
Het heimwee dat heeft overwonnen