te weten dat er ergens op de aarde
al mijn dood loopt
en dat ik
als ik oneindig grote oren had
zijn stappen al kon horen
maakt me menselijk

dat ik schrik als het licht
in de gang
flikkert
en er voeten hoorbaar zijn
op de trap
waarvoor ik wegduik
en dan niet eens voor de voeten
maar om het geluid
het is mijn dierlijk vlees
dat zijn onsterfelijkheid vreest