rompsla rompsla onder mijn ogen
het spook dat ik ben achter het spook dat ik was
in lange rijen achter elkaar doorfluisterend alle verhalen

de majesteit komt langs in elke dag een nieuwe gedaante
zoals een vogel dus een sprinkhaan ook
de majesteit is met geen woord te vangen

wij varen door de ruimte heen een eiland
zonder zeilen roer of riemen
stuurloos
ik beschrijf een baan rond de zon
weet daarin de letters mijn vrienden de cijfers
vijanden van het volk de rekenmeesters zij zijn

tovenaars en alchemisten roep ik op in mijn slaapuur
zij komen niet meer de formules kloppen niet langer
als bloed in onze aderen maar grijzen als de dood
langs onze slapen

ik heb tegenover de spiegel een spiegel gezet
daar toen het licht in losgelaten en ik weet
ik zie het niet dus het is er nog

en ik zie dat het er niet langer is
langs mij heen door mijn ogen de hoeken
ervan afgerond buigt het onder mijn allesdoorborende oogopslag
af van zijn baan en naar voren
een atoom in mijn hand
een duif die ik loslaat