er tsjirpen krekels in zijn hoofd
hij heeft een marmeren hart vandaag
het is koud maar goed dooraderd
alle woorden ketsen er op af
hoe anders was het gisteren
toen zijn hand nog warmbloedig
en weerbaar was 
kijk nu
een verschrompelde tak steekt uit
zijn mouw 
als een door de zon
verdroogde doornstruik 
waarin
zodra de avond valt 
de krekels kruipen