zijn dichtader is dichtgeslibd
hersenverkalking bloedverdunning
dat zijn zo maar wat namen
niet drinken is ook geen optie
droog staat hij toch wel
staat hij toch wel overeind
er komt dagelijks een zwerm
vlinders bij hem langs, zwartgevleugeld
als vlekken voor zijn ogen
hij wrijft ze uit, die beesten
handenvol goudstof hij blaast
door de kamer en lacht
zoals een waanzinnige lacht
wanneer hij vertelt over de kat
die hij doodstak en op had gezet
zoals een oud vrouwtje een hoedje
napoleon een steek of gewoon
zoals jan met de pet dat deed
zo lacht hij en de wanden
wel de wanden zijn wit en ze krijsen
als een aap die een slang ziet
waarschuwingsignalen de sirene
en hij loopt op de klippen
zonder slipper, snijdt zijn voetzolen
open aan het scherpe bloedkoraal
dat noemde hij ooit ironisch
nu noemt hij het niet meer
de pijn is zijn vriend zoals
iemand die je gedag zegt
waardoor je voor even weer weet
dat je leeft; waarna je dat
dan weer vergeet, waarna je
dat dan weer