Zij gooit dan toch haar haren los en zie!
Er vliegt een zwerm raven door de burcht
Het volk kijkt op. Ik zwerf ramen langs
Op zoek naar spiegeling, haar beeltenis
Vermenigvuldigt in de ruimte om
Ons heen, zij schudt haar hoofd nu als een paard
Dat wordt bevrijd van breidel teugel bit
En spreidt een nachtelijke hemel uit
Maar zonder manen, sterren, zelfs de zon
Komt niet in mijn gedachten op. O burcht!
Sluit toch uw deuren en uw tap nog niet
Verleidt haar tot een dans, laat haar toch draaien
Met haar heupen, billen, rug, en hals
Laat toch een storm als een derwisj, als
Een wervelwind het bladerdek opwaaien
Een pantersprong, een toermalijnen glans
Een ebbenhouten zee, een visser werpt
Zijn netten uit en bidt voor goede vangst
Ik raak verstrikt in haar in haar in haar
Dan steekt nee niet de wind maar zij opeens
Haar haren op, en ik. Ik ga ten onder.