Een aanklacht


Je wenst jezelf een man van god en wijst
Hem af zodra hij voor je staat, je bent
Te laf voor liefde, te volmaakt voor haat;

Je bid jezelf een man van god, in bed
Je vouwt je handen op je borst, voordat
Je slapen gaat, je weet niet wat je vraagt,

Je woord wordt vlees, je bede wordt verhoord,
Er wordt een mens rondom je stem gevormd,
Je krijgt wat je verzoekt, en krijgt het ook

Te kwaad, het antwoord komt te vroeg, en jij
Wilt niet je leven met hem delen, maar
Je wilt alleen zijn zaad. Je stuurt hem weg,

Je weet niet wat je doet, je vreest een man
Van god, zoals je liefde vreest, je vreest
Een man van god, omdat hij je vergeeft,

Je bent gelukkig, zeg je, nu je in
Je eentje leeft, je denkt ‘ik kan nog terug…’
Alsof hij voor de eeuwigheid bestaat;

Je weet nog niet dat ook de eeuwigheid
Vergaat, en pas wanneer je dat beseft,
Dan mis je hem, en dan is het te laat.