de liefde groeit en groeit een tumor in mijn hart
het bloed dat klopt en vloeit in overvloed
en ik ben aangevreten ondervoed een beest
dat dodelijk vermoeid zich over toendra en savanne sleept
op zoek naar schemering de poolster of het noorderlicht
elk willekeurig ozonfenomeen
de liefde vreet en vreet mij aan en is steeds ondervoed
een aasgier een karkas een uitgedroogd kadaver
de vliegen en de maden de larve in de oogkas
het krioelt maar in de onderbuik het woelt en woedt
en zweert bij het verderf van bot en vlees in wond en in gezwel
en door en door verrot
de liefde snijdt en snijdt een zandstorm en mijn ogen
zijn een zoutwoestijn de maan een kromzwaard
op mijn tong haar naam ik kwijl erbij verslik
me in de stimulus ik stik in de respons haar naam
verwekt de kanker gevangen in zijn cel eruit ontsnapt
en woekert woekert woedend in mijn hart