Je naam


Ik heb je naam nog eenmaal uitgesproken
Nadat je ging, nadat je mij verliet—
Het heeft niet veel geholpen, er is niet
Opeens een geestverschijning opgedoken

Met jouw gezicht, geen wind is opgestoken
Waarop je stem werd aangedragen—niet…
Alleen, de stilte die je achterliet.
Alleen de stilte, met jouw naam verbroken.

En toch, op sommige doorwaakte nachten,
Wanneer gebrek aan slaap mijn geest ontwricht,
Zou ik je welhaast weer bij mij verwachten…

Ik zeg je naam; en zelfs in dit gedicht
Blijft niets bewaard dan deze twee gedachten:
Dat ik ontwaak, en jij niet naast me ligt.