er ontsnapt niets aan mijn lippen
dan waarheid
verminkt

de geopende mond een wonde
in het hoofd waaruit ik
gevorkte
mijn dubbele tong bloed

(mijn gezicht in de spiegel
kijkt naar de koektrommel
in mijn hand waar ik op sta)

“ spreken is heilig
zilver is goud”

de aapjes lachen op mijn schouder
daar is het veilig

in het donker
blikkeren mijn tanden als messen
in foedralen verborgen
als een sikkelmaan
achter een dag van dikke wolken en duisterheid

dan snijdt mijn stem het nachtlicht rafels aan
en breekt het zwart met witetende handen
navelloos schaduwdier aan mijn lichaam

wees van het licht zonder ouders
wees van het ouderloos licht

we doen rond 12 uur
een dansje een dansje
doen wij rond twalef uur

en nog bloed ik aarde, steen, de breekbare dingen als water en wijn, broden en glazen

de duivel is een lachende aap
op mijn schouder
30 zilverlingen op mijn rug
leergeld van mijn ouders
mijn navel een oormerk
in een oogwenk gebrandmerkt
met littekenweefsel
het zwijgen opgelegd

zo spreekt mijn buik
noch mijn voorhoofd
ik heb geen 3 ogen
ik fluister een atlas vol namen
van plaatsen
vol plaatsen van namen

mijn nek is een neushoorn
driedubbel gepantserd

de storm

als zij nadert
is niet die wit wegtrekt

het oog is aandachtig
onder de hand van de meester
beeft de pupil

de zee leeft van manen en tranen
daarin ligt mijn ziel
als een bootje onzinkbaar
het dobbert zo stuurloos
en langzaam
het dobbert dobbert dobbert
een dobbelsteen op de golven
en gods hand is genadig

met zijn strijkstok pelt hij
tranen uit een contrabas
een barnstenen sprookje onder mijn huid
een leven bewaren
ik vang zo—merkwaardige octopus
die voor zichzelf een broek maakt—her
en der wat woorden op
bekijk ze aandachtig
vermom mij eens als de een
dan als de ander
leg als een foto in inkt vast
waar en wanneer ik verander

‘er zit geen papier in zijn masker’

ga van A naar U naar M
zonder weerstand
rond het absoluut nulpunt
de stilstand
is waar de as in zichzelf
rondgaat of opgaat
is de vogel die er telkens uit opstaat
met in zijn snavel vlammend
een zwaard voor een tong, een lit-
teken als stem, wit-
sprekende klanken
verbranden zijn veren zijn vleugels
smelten
de wereld de draaitol
tot dan als was in mijn handen
de waarheid zich laat vormen en kneden
tot een beeld dat ik wens
de vrouw die ik droom
het vers dat ik schrijf