alsof een dronken god, in een moment
van helderheid besloot: ik schep een vrouw…
een dom, een basiliek, een kathedraal…
het heilig bloed dat ik vergoot… de daken
bedekken alle daden… uit mijn naam…
de moederschoot… de geest, de zoon, de vader…
het huist in deze kerken allemaal…
de beul, de dader… de rechter die verbood…
mijn kinderen… ik zal ze om gebeden…
gebeden vragen… een geweten geven…
en, na een nacht slapen:
een geweten van hout, brandbaar…
een duivel likkebaardend aan zijn drietand
tot het einde der dagen