Op het gezicht van een huilende vrouw

De hand begrijpt niet wat hij grijpen kan,
En wat ongrijpbaar is blijft onbegrepen
—De klauw waarmee haar keel werd dichtgeknepen
Het beest dat in haar borst plaatsnam—en dan

Vertrekt een spoor van rood en witte strepen.
De spiegel barst. De oppervlaktespan-
ning wordt doorbroken, de stilte van
Het water wist de rotsen uitgeslepen,

Maar echo’s in de grotten laten weten:
Hier is nog een muur. Hier is nog steen.
Zij ketsen en zij kletsen heel wat af

Hun handen in het donker, afgemeten
Op de wanden slaan: hier is er één!
De levenden die kloppen in hun graf.