de wachter

terwijl de hemelen verschuiven
als de gespreide vingers van een hand
ineengeregen in een andere hand
terwijl onder het gewiek van duiven
beeft het oude en het nieuwe land
hij houdt de wacht

terwijl de wateren verstuiven
als de vileine stormen van het zand
tot stof vertrapt op ander zand
terwijl onder het gekraak van kluiven
breekt de golfslag op het strand
hij houdt de wacht

terwijl voor haar de goden buigen
als de twijgen van een rieten mand
door liefde en door waanzin overmand
terwijl het bloedend hart doet juichen
deze vrouw die zich terloops ontspant
hij houdt de wacht

terwijl dan één voor één alle getuigen
sterven in stilte, de tot vuist gebalde hand
verdampt bij de inslag op de andere hand
terwijl de gieren aan de beendren zuigen
van de lijken die niet zijn verbrandt
hij houdt de wacht

en terwijl zij vergeet naar hem te wuiven
achteloos, houdt hij toch immer stand
hij wacht, hij komt niet in opstand
terwijl de rest tot resten in de ruiven
wordt vermaald door kies en tand
houdt hij de wacht