patina

de koperglans die in haar huid gevangen
als tijgers in een kooi onrustig wild
als twee elkaar verstrengelende slangen
die glans—die roep ik met mijn vingers op
ik wrijf en streel haar borsten en haar billen
verguld ze tot ze in mijn ogen glimmen
als bijenwas door hitte transparant
gemaakt vermaak ik mij met wat opaak
als mineraal onder mijn handen wordt
gewrongen tot een klare diamant
maar hete was die smelt uiteindelijk
en losgebroken tijgers niet te temmen
zijn een wurgslang wurgt een gifslang bijt
en diamant door diamanten snijdt
de glans die ik begeer zal mij beheersen
mijn handen zullen sterven en haar huid
met elke streling raak ik verder kwijt