so

een zeilschip wit in kettingen geklonken
de boeg stijgt op en zinkt in de lucht
en zingt en zingt van zeelui gezonken
van koralen door korenzangen bevrucht

de vleugels van zeilen worden verdronken
in teugen van strijkers worden gezucht
en geademd geademd een ademend lonken
naar rumoerige stiltes naar chaosgerucht

het klangende klanken de klanken ervan
de kettingen klampen vast aan de zeilen
en breken de vlucht en veroorzaken

rimpels in het wit de schaduwen daarvan
hoe er een diepte ontstaat om in te verwijlen
net fijnmazig genoeg om de weg kwijt te raken