wie de schoen jast
spreke hem aan
‘Rooie, rooie, rooie!’

knollen ploegen
voren achteren
aansluiten

omslaan doorhalen
afglijden

zwak ijs
scheve schots
doedelzak
oordopjes

en nu: stilte!
aardappelkevers
snuitkevers
als mollen
gaten boren

lange leve
de vliesvleugeligen!
Hoezee! Hoezee!
Hoezo! Hoezo?
Hoezo Hoezee?
Hoezo Hoezo?

Okee
O
Zo