de vrucht van de maan op het huilende gezicht van de nacht


we dragen mooie kleren, dat is waar
en over straat waait een plastic boodschappentas
wie weet waarheen?
waarschijnlijk naar een eenzame toekomst

als er meisjes passeren kijken we om
niet om de meisjes perse maar toch vooral het passeren ervan

de bomen schudden zich uit als een stel natte honden
ze janken en grommen en werpen hun schaduwbroeders neer
voor onze voeten weeklagend

er bestaat natriumlicht in glazen sprookjes verpakt
de onranje gloed van de lantaarns of de blauwe waas van de TV
versteend ons aller gezicht

als het regent druipen de ruiten als kaarsen achter het raam
wie binnen zit kijkt naar buiten

de vrucht van de maan rijpt met de nacht
en de hand die haar plukt is een wolk in de lucht

in een van de huizen slaapt vast een vrouw
en ze droomt van die maan en die vrucht en die hand
en ik bied ze haar aan o ik bied ze haar aan