maar geen jaloezie

ik draag een monster in mijn buik
een groene draak giftig
verborgen vlammen spuwend
gifgroen
vlammen brakend maar sijpelend
als zeewater door een scheepsbodem
als bloed door een drukverband
als muziek door de vingers in je oren
en het schreeuwt en het krijst en het steunt
en je denkt aan een dolk of een vuist
al is het maar iets
in je maag of gezicht
dat de pijn
o de pijn doet vergeten
maar zij weet van niets
en dus word je nooit beter