Een holle borst is niet voor hartekreten
Geschikt, de smartelijke zwanezang
Weerklinkt in lege zalen extra lang
En wordt—helaas—ook minder snel vergeten
De spiegels aan de wanden beven bang
Het kaarslicht hebben zij uiteengereten
Door niets weerkaatst, door niets kapotgesmeten
Hun eigen beeld verwordt tot het behang
Van uitgestorven kamers in het hart
Het innerlijk vertrek vertrekt meteen
Van kleur, wanneer de dis onaangeroerd
Op tafel achterblijft, en wit wordt zwart
Het licht wordt zo met hart en ziel ontvoerd
Wat rest is zielloos zielig en alleen