dagdroom

van platform naar platform
een ziener ziek van zielsverlangen
—onzichtbare deuren de ogen
metempsychose een polshorloge—
springt sneller dan de tijd
met grote sprongen langs myelineschedes
dendrieten synapsen de vergetelheid

het ankervlees vervliegt maar
langzaam, hij vergeestelijkt daarnaast
vergoelijkt zo de knipperende oogleden
der gemeenschap een lodderig lijf
dat zich—melkglazen waterdier—wentelend omdraait
zoals een hond zich wakker schrikt
blaffend naar spoken en zon
nevlekken op de gevlakschuurde vloer
een vuurval in de ogen
een verschrikkelijke brandende vogel

van platform naar platform
hij springt en plant zijn voeten en voetstappen
in ontelbare aslagen voort stroperig
de schimmen stropers in het woud
van zijn jeugd hij tovert gaten
in het lichaam daardoorheen
vallen aarzelende bladeren
en hop!
wat men vergeet wordt achtergelaten
maar wat men achterliet vergeet men niet
aan elke boom een schim

hij herinnert
herschikt en herdenkt zich

tussen de vlaktes liggen lijnen
zoals in de huid van een hand
hij danst onnadenkend naast
de afgrond onnavolgbaar danst
de wereld met hem mee
een rondedans
een reidans van ram tot vis
hij denkt dat hij onsterfelijk is
en struikelt een misstap hij struikelt
glijdt uit glijdt weg geen uitweg
hij glijdt als honing
van platform

naar platform druipt ook
daartussen blijft plakken blijft hangen
goudgele geurende druppels verspreidt
hij tussen de gaten hij vult zo de leegte
maar smeert zichzelf als te weinig boter
op een te grote boterham uit