hij beweegt zich doorgaans langs hem heen
daar is het mogelijk meer zichtbaar en anders
wel dan komen er toch nieuwe aan
het is niet zodanig dat er hier geen plaats
vindt maar het is duidelijk dat er daar wel
plaats is en zo ontmoet hij zijn overkant
zo ontmoet hij de bovenkant hij moet wel
want er zijn geen andere mensen zichtbaar
wie is dan de straat opgegaan? hij denkt
teveel over en onder, er zijn geen namen
en er zijn net zoveel gezichten als er zijn
gezochten.