uit de overleveringen van dwaalland



melanklos de sebaldiek ginge rampend door het pos enkwam aldaar een ven vermaakt ‘zozo’ gedacht zijn luchter ‘welk een zekervaart’ en roetsklaps flong hij ropsgeknal de gonder heen. nu was daar filambeem de skonestiek, gewaarlijk in een spiegel overtrapt, en ‘holabo!’ geriep ‘woela woela’ en zo grabalee zij dee alnaar ons melanklos en hoeps! de twee gelukten naar hen heen, en ropseflops gerolden inderteen, hermaakt! zo gaat het haling door de monden zeg en smaking van de lipsberoeven, waarlijkwaarlijk, echtgemeen.