de wind ritselt met zijn vingers aan de lamellen voor het raam
ik laat hem met de regen buiten een oude grijze man
ze fluisteren mijn naam de muizen in het dak
ik ben het gezicht achter het masker vergeten
mijn stem is een eend is een snavel tussen mijn vleugels
zo ben ik een ei in mijn slapende kamer
twee tochtige longen een eitand
een hamer