de man heeft een speelgodehoofd een speel-goed-hoofd
hij draait aan het draaiwiel van zijn speeldoos
een muziekje klinkt heel kleine tonen en heel kleine oren
zij nemen een kleine ruimte in en betoveren
haar met zachte wieken van handen en strelen
doet het muziekje de hersenen en de zenuw
uiteinden zij zijn gelukkig zij zijn een muziek
van werkschaduw de zijde zacht het roerhoofd en aai maar
de toekomst het water zalf dan het oerbrood zachtjes zoo zachtjes
en dankbaar en drinkbaar muziekje zoo vloeibaar waarachtig