alles grijs en de lucht is vermist
kale takken ze grijpen ernaar
armen en geesten
de zon is eraan ten onder gegaan
het licht drijft in het grijs en dreigt daar
met vergaan en verdrinking
kale takken ze grijpen ernaar
traag en onafwendbaar
valt de regen de regen valt
voor wolk en waterland
een oorlogschip zo grijs en zwaar
kale takken
geesten en armen
de vogels fluiten als eerst
niet meer
hun lied ingehouden nu beheerst
de mensenharten
de mensen spookachtige straten
huizen tekens van leven ze krimpen
en zetten uit ze bewegen
alles grijs
grijs op grijs het grijs kent geen einde
grijs in grijs het grijs is een einde
zo in elk wezen schittert grijs zijn pit van verdriet
en er is niemand die ze ziet
en er is iemand die ze ziet
hier
een lichaam draagt de sporen van zijn leven mee
een lichaam sporen verdiend en gekregen
een eenzaam en vergeten bestaan
achter gesloten deuren
helder maar grijzer
kloppen de dinsdagen in februari aan